
Net voor de deadline viel er nog een verrassend plaatje van de zuiderburen in de bus. Hoewel de naar Bertrand Burgalat weinig belletjes doet rinkelen, heeft de sympathieke Corsicaan een niet geringe vinger in de pap gehad bij tal van projecten. Zo volgde hij de Deense band Laibach naar hun vaderland, verhuisde naar Londen, toerde met Air en verzorgde arrangementen voor Einstürzende Neubauten en Renegade Soundwave. Zijn debuutplaat is een samensmelting van de vele invloeden die hij ter harte neemt: van klassiek tot bossa, van elektronica tot swing, van chanson tot ambient. Een gesprek met een creatieve duizendpoot.
Je bent een druk bezet man: je componeert, producet, hebt een label en nu maak je ook zelf muziek. Is het niet moeilijk om al die zaken gescheiden te houden?
Niet echt. Ik streef ernaar om zo veel mogelijk zelf te doen. Het is wel moeilijk om als muzikant ook de zakelijke kant op te volgen. Meestal kan ik pas om 20u ’s avonds muziek maken, als alle andere zaken afgesloten zijn. Daarom heb ik de teksten voor dit album niet zelf geschreven.
Jouw label Tricatel bestaat sinds ’95, maar is niet echt bekend in België. De twee compilaties die een beeld van het werk op dit label geven, verschenen eerst in Japan en pas veel later ook in Europa. Vanwaar die keuze?
Tricatel bestaat wel al 6 jaar, maar we functioneren eigenlijk pas sinds 2 jaar echt als label. Daarvoor kregen we zo goed als geen gehoor en kregen we geen licentie, enkel in Japan. Maar nu is de muziek uit in Frankrijk en staat ook in België de distributie op punt.
De naam van het label komt uit een film van Louis de Funès, ‘L’aile ou la Cuisse’. In die film is het de naam van een bedrijf dat industriële voedingswaren produceert. Een statement tegen de massaproductie?
Dat was eigenlijk gewoon een grapje. We wilden een naam die een beetje ‘pompeus’ klonk. Ik bedacht me later dat een meer catchy naam misschien ook wel had gekund. Hedges & Hedges, of zo (lacht).
Hoe selecteer je artiesten voor het label? Ze komen uit verschillende landen.
Het enige criterium is dat er geen twee zijn die hetzelfde maken. Gewoon een eigen sound hebben, dus. Op dit moment zijn er zoveel artiesten, dat het moeilijk wordt om ze allemaal naar behoren te begeleiden. We hebben zo’n 15 artiesten getekend en er staat een twaalftal albums op stapel dit jaar … Maar we doen al het mogelijke om al die projecten tot een goed einde te brengen.
Je staat ook op de tweede compilatie van het ‘We love you’-label. Hoe is die samenwerking tot stand gekomen? Onderhoud je al lang contact met Wall of Sound?
Ja, ik volg ze toch al een tijdje. Ik hou van hun werk en het zijn ook stuk voor stuk aangename mensen. Dergelijke samenwerking doen me deugd. Maar de track op die plaat, daar heb ik toch enigszins mijn tanden op gebroken. Ik wilde er eerst een vocaal nummer van maken maar kon nier op een gepaste tekst komen, en nu is het dus zuiver instrumentaal geworden.
Welke andere labels inspireren je?
Goh, dat zijn er veel. Solid, Mute in de UK, Easy Tune in Holland …
Toen ik de plaat hoorde, dacht ik toch ook even aan Serge Gainsbough. Vooral vanwege de bass riffs.
Ik maak al 12 jaar muziek en vond Gainsbourgh in het begin te mainstream, maar de laatste jaren begin ik echt van zijn werk te houden. En dan vooral door de bas. Het is gewoon de best klinkende bass-sound ooit. Maar het is niet mijn bedoeling om daardoor ‘retro’ te klinken.
Je toerde ook met Air. Hadden zij een grote invloed op jouw muziek?
Op de meeste tracks van deze plaat wel. En ik heb nu wijselijk besloten om het album bij Virgin te licentiëren – voor het eerst bij een groot label.
Vind je het ok om als ‘easy listening’ te worden bestempeld?
Goh ja, dat is wel een compliment, in feite. Dat betekent dat eender wie er plezier zou kunnen aan beleven. Maar de meeste muziek die daarvoor doorgaat is toch iets te gekunsteld. Aan mijn muziek zitten ook wel enkele experimentele kantjes. Hoe moet je het dan noemen? Misschien moet ik gewoon een drum & bass plaat maken …
Daar acht ik je zeker toe in staat.
Toch maar niet hoor, ik wil me niet vastrijden in 1 genre. Maar blijkbaar weet ik zelf niet goed hoe ik mijn debuutplaat zou omschrijven.
Je studio bevindt zich in Parijs. Hoe wordt je muziek daar ontvangen?
Momenteel is er sprake van een kleine hype. Maar ik heb er gemengde gevoelens over, want ze hebben jarenlang geen enkele aandacht besteed aan mijn projecten. Het soort hype dat ongetwijfeld meteen weer voorbij is ook, weet je wel. Ach ja, momenteel ontvangen we veel positieve reacties, en dat is fijn, maar ik houd toch een veilige afstand.
Welke elektronische muziek uit eigen land inspireert jou? Houd jij een oogje op mensen als St. Germain en Laurent Garnier?
Laurent Garnier en F Communications vind ik fantastisch. Die blinken als je ’t mij vraagt al lang uit in originaliteit. Maar ook Etienne de Crécy, Alex Gopher en vele anderen bewijzen dat we prima bezig zijn. Dat was in pakweg de jaren ’80 toch wel anders.
En nu staat er een tournee op stapel?
Ja, normaal tot aan de zomer, maar we hebben al enkele festivals geboekt ook dus de hele tournee zal wel flink ‘uitlopen’.
Wat mogen we live van jou verwachten?
Er is een vocaliste, twee bassisten, een keyboardspeler, een drummer en ikzelf. Het album is de basis, maar we nemen veel creatieve vrijheid voor elke uitvoering ervan. Verwacht maar geen ‘easy listening’. Vorige maanden speelden we in Moskou en het publiek was al van slag tijdens de soundcheck. Kom maar eens kijken, zou ik zeggen.