“Ik had nooit gedacht dat deze functie me zoveel energie zou geven!”
Irene Zubaida Khan groeide samen met haar twee zussen op in een moslimgezin in Dhaka, Bangladesh. Een weinig evidente gezinssituatie voor een meisje met ambitie. Maar de steun van haar ouders, haar scherpe inzicht, haar doorzettingsvermogen en haar ijzersterke wil maakten haar in 2001 tot secretaris-generaal van Amnesty International. In maart werd ze gelauwerd door de Gentse Universiteit om haar inzet voor de mensenrechten. Een ideale gelegenheid om aan de ontbijttafel aan te schuiven voor een gesprek over de job – en de vrouw erachter.
Welke ervaringen tijdens uw jeugd hadden een grote invloed op uw latere keuzes en overtuigingen?
Twee zaken speelden een grote rol: gender en armoede. Gender, omdat ik uit een moslimgezin kom in Bangladesh, waar aan jongens meer waarde wordt gehecht dan aan meisjes. Mijn ouders geloofden echter dat jongens en meisjes hetzelfde potentieel hadden en gaven mij en m’n zussen dezelfde kansen als jongens, dezelfde vrijheid om in het buitenland te studeren en onze levens uit te bouwen zoals wij dat wilden. Dat was heel uitzonderlijk. Ik besefte heel sterk dat ik meer kansen kreeg dan andere meisjes in Bangladesh.
En armoede, omdat ik het overal om me heen zag zodra ik de deur uitstapte. Het was overduidelijk hoeveel privileges wij hadden in vergelijking met andere mensen. Ik wilde mijn rechtenstudie gebruiken als middel om de wereld te veranderen.
Pas als de staat erin faalt om de mensenrechten te garanderen, zien mensen zich genoodzaakt om te vluchten.
Voor u secretaris-generaal van Amnesty werd, werkte u 21 jaar voor het VN Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen (UNHCR), een aanzienlijke periode. Wat veroorzaakte uw zoektocht naar verandering?
Weet je, werken met vluchtelingen is werken voor individuen. Uit die ervaring heb ik twee zaken meegenomen naar Amnesty. Het eerste is het belang van het individu als je een verschil wil maken. Als ik niet één vluchteling uit de gevangenis kon krijgen, dan had het allemaal geen zin. In vluchtelingenwerk is de impact die je hebt op het leven van individuen heel concreet. En het tweede is om in de vluchteling de kracht van de overlever te zien. Vluchtelingen zijn erin geslaagd een conflict te ontlopen. Die mensen vechten echt voor hun leven.
Maar heel het vluchtelingenprobleem is natuurlijk een gevolg van het falen van de mensenrechten. Pas als de staat erin faalt om de mensenrechten te garanderen, zien mensen zich genoodzaakt om te vluchten. Daarom wilde ik achter het probleem kijken en werken aan de oorzaken eerder dan aan de gevolgen. Dat trok me naar Amnesty.
U ving de job aan in 2001, kort na 9/11, de start van een wereldwijde mensenrechtencrisis. Was dat intimiderend?
Wel, ik kreeg de job al in december 2000. Toen wist natuurlijk niemand wat er zou gebeuren. Ik was in Dakar op de Internationale Vergadering in 2001, waar Pierre Sané (de vorige secretaris-generaal, nvdr) mij de kaars overhandigde tijdens een symbolische ceremonie. Iedereen deelde toen een visie van grote hoop en zelfs van zelfgenoegzaamheid. We geloofden dat de strijd om burgerlijke en politieke rechten grotendeels gestreden was en dat we nu onze energie konden verschuiven naar economische en sociale rechten.
Na de ICM ging ik nog naar de Wereldconferentie tegen Racisme in Durban en vandaar vertrok ik naar Londen. Het was toen ik net ingecheckt was in een hotel en mijn televisie had aangeknipt, dat ik de vreselijke beelden zag van New York. Op dat moment veranderde de perceptie van alle mensenrechtenactivisten. Veel oude thema’s zoals foltering, willekeurige detentie en oneerlijke rechtszaken staken op een nieuwe manier de kop op. We moesten creatieve manieren vinden om met deze ‘oude’ onderwerpen aan de slag te gaan.
Door 9/11 hebben onze traditionele supporters – de westerse overheden – hun positie en hun engagement ten aanzien van de mensenrechten op vele vlakken herzien.
U zag het dus vooral als een uitdaging.
Inderdaad, want plots was er een grote reactie tégen de mensenrechten. Plots hadden onze traditionele supporters – de westerse overheden – hun positie en hun engagement ten aanzien van de mensenrechten op vele vlakken herzien.
Hoe ziet u uw rol als secretaris-generaal om aan deze nieuwe uitdagingen tegemoet te komen?
In tijden van verandering zijn er enkele heel belangrijke zaken. Vooreerst moet je de mensen kunnen overtuigen dat er een duidelijke richting is, want angst komt voort uit verwarring en onzekerheid. Daarom zie ik het als mijn taak om de richting die we moeten uitgaan te verduidelijken, zowel intern als naar de buitenwereld toe. Ik ben natuurlijk niet diegene die de richting bepaalt, dat doet de beweging samen met de Internationale Raad. Maar het is wel mijn taak om te verzekeren dat iedereen die richting goed begrijpt en dat die richting duidelijk omgezet wordt naar het werk van alledag. Ik moet een goede gids zijn, zodat iedereen duidelijk ziet waar we heen gaan. Daarnaast is het minstens even belangrijk dat ik de mensen genoeg moed geef, hen ervan overtuig dat we het doel ook echt zullen bereiken.
Als secretaris-generaal onderhandelt u met wereldleiders. Vaak ontbreekt echter de politieke wil of zijn de omstandigheden te slecht om het ideaal van Amnesty op bepaalde gebieden van de mensenrechten te bereiken. Hoe gaat u daarmee om?
Vandaag heb je twee types overheden. De eerste gelooft gewoon niet in de mensenrechten. Soedan is daarvan een voorbeeld, dat is een ontzettend moeilijke overheid om mee te onderhandelen. Het tweede type – en dat zien we steeds vaker – legt alle correcte verklaringen omtrent de mensenrechten af, maar onderneemt geen actie. Meestal is dat omdat ze niet overtuigd zijn van de waarde ervan voor henzelf. Het is daardoor heel vaak mijn taak om overheden ervan te overtuigen dat het beschermen van de mensenrechten ook in hun voordeel is. Dus eerder dan onderhandelen is het overtuigen.
Overheden willen ook steeds vaker de oplossingen aangereikt krijgen. Dat vind ik mateloos interessant werk! Amnesty stond traditioneel altijd buiten, te roepen op de barricade en te bonken op de deur … en nu staat de deur open en worden we uitgenodigd om binnen te wandelen en samen te werken.
Leiderschap gaat over inspireren, richting geven, motiveren, mensen aanmoedigen om verandering teweeg te brengen. En hen een goed en sterk gevoel geven over die verandering.
Terugblikkend op de voorbije 6 jaar: is de job zoals u zich had voorgesteld? Of hebt u veel onverwachte moeilijkheden en teleurstellingen te verwerken gekregen?
Integendeel, ik had nooit gedacht dat deze functie me zoveel energie zou geven! Eens je 21 jaar lang voor een organisatie werkt zoals ik voor de UNHCR, wen je er natuurlijk aan en voel je er veel liefde voor. Ik vroeg me in het begin wel af hoe ik me zou voelen bij Amnesty. Maar door 9/11 moesten we meteen nauw samenwerken om een crisis het hoofd te bieden. Ik bezocht ook meer dan 40 secties en structuren van Amnesty. Dat geeft me enorm veel energie. Ik reis de wereld rond en ontmoet overal leden, soms op de meest onverwachte plaatsen. Zowel formeel als informeel hebben de leden van Amnesty voor mij een enorm verschil gemaakt.
Een laatste vraag: wat is uw visie voor Amnesty? Hoe zou u willen dat de organisatie eruitziet binnen 10 jaar tijd?
(geamuseerd) Toen ik het interview deed voor de functie stelde een van de leden van de Internationale Raad me precies dezelfde vraag. Ik sta nog steeds achter mijn antwoord van toen. Ik heb een visie van Amnesty als een échte wereldwijde beweging. Dat betekent dat we even sterk worden in het zuiden als in het noorden, dat we een heel divers lidmaatschap krijgen, mannen en vrouwen, jong en oud, met allemaal andere sociale achtergronden en uit diverse gemeenschappen, die allemaal leiders zijn binnen de mensenrechtenbeweging. Leiderschap betekent niet ‘dominant zijn’. Leiderschap gaat over inspireren, richting geven, motiveren, mensen aanmoedigen om verandering teweeg te brengen. En hen een goed en sterk gevoel geven over die verandering. Ik hoop echt dat Amnesty die rol zal spelen in de grotere mensenrechtenbeweging en dat de mensenrechtenbeweging zal samenwerken met andere sociale organisaties. Dat Amnesty een katalysator van verandering mag zijn. Zodat de wereld waarin ik opgegroeid ben en nu werk heel anders zal zijn dan de wereld waarin mijn dochter en haar kinderen zullen leven en werken.