“Mijn respect voor de natuur zit verweven in alle verhalen die ik schrijf.”

Met een spetterend Boeboeksfeest werden in juni de Boeboekstasjes gelanceerd in de Bourgoyen-Ossemeersen. De rugzakjes laten kinderen op een speelse manier het natuurgebied ontdekken. Marc de Bel is met deze actie voor de natuur niet aan zijn proefstuk toe. Als een van Vlaanderens beste jeugdauteurs is hij een groot pleitbezorger voor bewust en ecologisch leven. Het wordt een gezellig gesprek met Marc, wanneer hij met zijn charmante vrouw Mie plaatsneemt achter de boekenstand bij het Natuur- en Milieucentrum de Bourgoyen.
Je bent een erg veelzijdig auteur die boeken schrijft voor kinderen van verschillende leeftijden, met veel diverse figuren. Hoeveel boeken heb je tot nu toe al geschreven?
Dat zijn er 125 sinds eergisteren. Even denken: ‘Het Boek van Troet’ is het 120ste en deze week is het 121ste verschenen, dat is het vierde boek van de Kriegeltjes. ‘Protpark Biebaloeba’ heet dat. En intussen heb ik er nog drie geschreven die in het najaar verschijnen: twee van Spik en Spek en eentje van de Boeboeks: ‘Lekker lezen met de Boeboeks’. En mijn 125ste boek ten slotte gaat over de Heks van Cruysem, voor kinderen van 11 tot 14. Dat is gebaseerd op een waar gebeurd verhaal, over een vrouw die in 1634 hier in de streek verbrand werd.
De voorbije jaren hebben verschillende instanties de verhalen en de figuurtjes van de Boeboeks gebruikt in uiteenlopende natuur- en milieuprojecten voor kinderen. Zijn de Boeboeks van al jouw figuurtjes de meest prominente verdedigers van de natuur?
Mijn respect voor de natuur zit verweven in alle verhalen die ik schrijf. Ik kan dat niet loskoppelen. Zo is de moeder van Blinker een Greenpeace-activiste. De boeken van de Peppels draaien rond een tante die alles zelf maakt. Ze kweekt bijen en slingert honing, maakt wijn, kweekt biologische groenten, onderhoudt een boomgaard en maakt zelf kaas – een Natuurpunttype, weet je wel. Het Boek van Troet gaat over een bioboer. De boeken van Roesty Spetter pleiten dan weer tegen dierenmishandeling … Enkel de zusjes Kriegel liggen van al die zaken niet wakker.
Daarnaast print ik mijn boeken op gerecycleerd papier. Toen ik dat in 1992 eiste, werd ik gewoon weggelachen, maar nu is dat een doodnormale zaak. Ook op mijn website staan er links naar diverse organisaties waar ik achter sta.
Heb je dat respect voor de natuur meegekregen van je ouders?
Niet echt, nee. Mijn vader was timmerman. Ik zag hem vaak een spin doodslaan en mieren doodtrappen en ik vond dat altijd heel erg. Ik vond oorwormen en dergelijke interessante beesten. Maar bij die generatie moesten alle diertjes die in huis zaten er aan. Dat zat er volgens mij in van tijdens de middeleeuwen: de overtuiging dat die beesten alleen maar ziekten brachten. Als kind heb ik ooit eens een coloradokever doodgetrapt, omdat de meester had gezegd dat die de aardappelen opat en ik dacht dat we dan geen frieten meer zouden krijgen. Ik had er meteen spijt van.
Mijn respect voor de natuur groeide eigenlijk vooral door erover te lezen. Als klein manneke kweekte ik mierennesten in de tuin – gewoon een tegel in het gras leggen en een week later zit er een mierennest onder. Ik zag toen al snel dat je roste mieren en zwarte mieren had en toen begon ik zandkastelen te bouwen en daar stopte ik die mieren in. Twee kastelen met twee groepen mieren, die ik dan oorlogje liet voeren, mijn eigen versie van ‘In de Ban van de Ring’. Ik vond dat als kleuter geweldig. Zodra ik goed kon lezen, toen ik 8-9 jaar oud was, haalde ik in onze bibliotheek de boeken van Time Life over apen, amfibieën, insecten, … Ik verslond ze allemaal.
Ik was toen trouwens het allerjongste lid van de Wielewaal. Alle andere leden waren volwassenen. Hoe meer ik over de natuur wist, hoe meer respect ik ervoor had. Dat respect is met mij meegegroeid en hebben we ook doorgegeven aan onze kinderen.
Terug naar de Boeboeks, ambassadeurs van Natuurpunt. Door wie worden ze getekend en hoe zijn ze ontstaan?
Michael Vincent is mijn hoofdtekenaar. Soms werk ik ook met Luc Sauviller, maar dat is eerder uitzonderlijk en vooral voor de kleinere boeken. In het begin tekende ik ze zelf, maar ik ben beperkt in mijn tekenkunst. (toont enkele tekeningen) Zie je, die achtergrond, die tekeningen, die gezichtsuitdrukkingen… dat gaat voor mij te ver. Dat is Michaels kunst. Ik heb wel voor de tekenaars een bijbeltje gemaakt over de Boeboeks, waarin ik ze allemaal voorstel en beschrijf hoe ze zijn en wat ze doen.
In ‘De Gele Gifsmurrie’ spelen De Bourgoyen-Ossemeersen een belangrijke rol. Wanneer heb je dit gebied ontdekt?
Ik ben hier een jaar of vijf geleden komen vertellen voor Natuurpunt. Dat was via Bart Slabbinck. Die was zo zot als een Boeboek en ook zot van de Boeboeks. Hij had al die boeken zeker tien keer gelezen! Het was een mooie kruisbestuiving. Bart wilde de Boeboeks inzetten voor Natuurpunt en ik vond dat zo’n goed idee, dat ik het kosteloos wilde doen. We hebben toen een babbel gehad met de directeur van Natuurpunt, Willy Ibens. Hij vroeg me om voor de ‘jongens en meisjes’ van Natuurpunt te komen vertellen, niet voor de kinderen maar voor de volwassenen, een hele aula vol! En dat heb ik gedaan. Dat was in Leuven, geloof ik. Zo zijn de Boeboeks de ambassadeurs van Natuurpunt geworden.
Bart Slabbinck en Hans Marijns hielpen me daarna met details over de natuur in mijn verhalen die zich afspeelden in de Uitkerkse Polders of de Lommelse Vloeiweiden. Ze vertelden me welke fauna en flora er typisch waren en hoe een plantje of diertje eruitzag, zodat ik correcte instructies kon geven aan Michael. Ik weet veel over de natuur, maar zo veel nu ook weer niet. Maar ik verslind wel alle informatie die ze me geven. Niet alleen over de natuur, maar ook over andere landen, of andere tijdperken, zoals in mijn boek Epinona, dat zich in 50 voor Christus afspeelt. Zeven maanden lang heb ik me daarin verdiept, meters boeken heb ik verwerkt en ik had een rechtstreekse lijn met het museum van Tongeren om vragen te stellen. Alle details moeten kloppen. Ik vind dat je dat aan de lezers verschuldigd bent.
De Bourgoyen-Ossemeersen zijn alweer het achtste natuurgebied waar de Boeboekstasjes uitgeleend worden. Hoe is dat initiatief tot stand gekomen?
Ook die tasjes waren een idee van Bart Slabbinck. Ik hoop dat de initiatieven niet zullen slinken, want ik zou met de Boeboeks en Natuurpunt nog veel verder willen gaan. Hoe meer kinderen we kunnen bereiken en respect bijbrengen voor de natuur, hoe beter. Dat is de Boeboekfilosofie: kinderen op een speelse manier laten beseffen hoe waardevol de natuur is. Er zijn al scholen en klassen die met de Boeboeks werken, en er zijn deze zomer veel Boeboekkampen. Al die initiatieven brengen weer nieuwe kruisbestuivingen met zich mee.