De moraalridders van de moderne tijd

Toen de Britse minister van Buitenlandse Zaken Jack Straw op 2 december 2002 het rapport Saddam Hussein: Crimes and Human Rights Abuses aan de media voorstelde, reageerde Irene Khan, topvrouw van Amnesty, verbolgen. Het was niet de eerste keer dat de mensenrechten selectief werden aangehaald om economische of politieke belangen te legitimeren. Een oorlog voor de mensenrechten heet dat, of hoe de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens een bruikbaar wapen wordt.
Hoe universeel de mensenrechten ook zijn, je kan er moeilijk om heen. Nu eens worden ze aangehaald als voorwaarde voor samenwerking, dan weer niet. Worden de mensenrechtenschendingen in het ene land door de vingers gezien, in het andere geven ze aanleiding tot economische of militaire sancties. Wel tegen Irak, Afghanistan of Libië, niet tegen Saudi-Arabië, Israël of China. Welke motieven schuilen hierachter?
Energiebevoorrading
Respect voor de mensenrechten moet vaak wijken voor het opstrijken van maximale winsten en het veiligstellen van de energiebevoorrading. Olie is daar het schoolvoorbeeld van. Het Midden-Oosten bezit twee derden van de wereldwijde olievoorraad en de VS willen er dus een voet in huis hebben. Olie of niet betekent het aanblazen of dempen van oorlogen, het erkennen of niet van dictatoriale regimes en het aanknopen of stopzetten van allianties.
Sinds de oorlog in Afghanistan zijn de Amerikanen militair ingeplant in zowat alle landen van het Midden-Oosten die grote oliereserves bezitten. Onder het mom van de oorlog tegen terrorisme willen de VS nu op eigen houtje een regimewissel doorduwen in Irak. Een beleid dat de VS gunstig gezind is, brengt namelijk veel betere contracten in het laatje. De bevoorrading van het Westen uit de Perzische Golf komt dan niet in het gedrang. Na Irak zou Iran het enige resterende anti-Amerikaanse land zijn onder de grote olieproducenten. Misschien wordt het Iraanse volk wel het volgende slachtoffer van Amerika’s strijd tegen het terrorisme.
Militaire en economische expansie
Politieke leiders noemen dictaturen vaak democratisch, als die regimes militaire en economische expansie toelaten. Wie niet overtuigd is, dient er de geschiedenis van Latijns-Amerika maar op na te slaan. De uitbreiding van de Noord-Amerikaanse invloed op het subcontinent spreekt boekdelen. Het bekendste voorbeeld is de Chileense dictator Pinochet. Nadat de populaire leider Allende was vermoord, werd onder Nixon Pinochet geïnstalleerd met de hulp van de CIA. De VS en het Verenigd Koninkrijk vreesden namelijk dat Allende communistisch was. Van Pinochet had Nixon niets te vrezen, net omdat het een militaire dictatuur betrof. Met de Latijns-Amerikaanse militairen hadden de VS goede banden: ze werden grotendeels door de VS getraind. Nog na Pinochets proces verklaarde Thatcher op televisie dat het Verenigd Koninkrijk Pinochet altijd heeft gesteund “in zijn streven naar de opbouw van een democratisch bestel”.
Dat voorbeeld staat lang niet alleen. Om het subcontinent onder controle te krijgen, ondersteunden de VS staatsgrepen (Venezuela), richtten militaire trainingskampen op (Panama) en blokkeerden progressieve regeringen (Nicaragua). De mensenrechten zijn daarbij niet aan de orde.
Diplomatie en internationale rechtsorde
Een journalist van de Wall Street Journal schrijft in het opiniestuk The Trouble with Amnesty dat Amnesty International de naam mensenrechtenorganisatie onwaardig is, zolang ze niet achter een oorlog kan staan die de mensenrechten ten goede komt: “Next time Amnesty International comes trying to sell you a candle this christmas, tell the volunteer you know exactly where it should be displayed – in the sands of a free Iraq”, zo luidt het. Geen woord wordt gerept over diplomatie, internationale rechtsorde of het Internationaal Strafhof als alternatief. En dat is de kern van het probleem.
In de ogen van die journalist hebben de VS het recht – volgens sommigen zelfs de plicht – om de hele wereld naar hun inzicht te herschikken. Onder de dekmantel van de strijd tegen terrorisme beslist Washington unilateraal tot oorlog. Ze doen dat vaak ‘in naam van de mensenrechten’. Maar hoe kunnen de VS ooit representatief zijn voor de mensenrechten, als Bush duidelijk maakt dat de VN voor hem maar een ommetje zijn?
Het recht van de sterkste
Internationale verdragen, het Internationaal Strafhof en vaste bondgenootschappen zijn voor de VS een ballast. Onderminister van Defensie Paul Wolfowitz stelt het zo: “The mission must determine the coalition, the coalition must not determine the mission.” Met andere woorden: we werken samen met wie we willen, waarom we willen en wanneer we dat willen.
Zo’n houding ondermijnt volledig de internationale rechtsorde. Het resultaat is het recht van de sterkste. Hoe kunnen mensen van alle culturen in de universaliteit van de mensenrechten geloven als er een selectief machtsspelletje mee gespeeld wordt?
De UVRM is geen politiek instrument, maar een stevig platform om mensenrechten en fundamentele vrijheden te beschermen en te promoten. Het zou toch een idiote voetnoot in de geschiedenis van de mens zijn, dat de ondergang van de volkeren in gang gezet werd door een oorlog om de mensenrechten te beschermen?